JO HARMAN - BRUSSEL - 23/10/13 | ||
|
Goede wijn rijpt met de jaren, maar in het geval van zangeres en songwriter Jo Harman mag je stellen dat ze al zeer jong moeiteloos het niveau van een Grand Cru haalt. In haar thuisland Engeland, wordt deze in Bristol residerende artieste al de hemel in geprezen en vandaag doet ze er alles aan om ook op het Europese vasteland de doorbraak te forceren, met succesvolle passages op verschillende festivals en recent hier in België in de Ancienne Belgique in Brussel, waar ze de loper mocht uitrollen voor de “Screaming Eagle Of Soul” Charles Bradley. Jo Harman is een uniek en zeldzaam talent zoals er maar weinig de revue passeren. Vergelijkingen met Janis Joplin, Bonnie Raitt, Susan Tedeshi, Joss Stone, maar ook Anouk zijn niet uit de lucht gegrepen. Jo steekt er echter bovenuit in de veelzijdigheid waarmee ze stijlen zoals soul, blues, gospel, R&B en rock combineert en versmelt tot haar eigen sound. Vandaag presenteert ze ons haar debuutplaat “Dirt On My tongue” en dit was een uitgelezen gelegenheid voor een gezellige babbel met dit jonge talent. Jo, je wordt dikwijls voorgesteld als “Great blues talent from the United Kingdom”. Vind je dit zelf niet een beetje denigrerend? In die quote zit ergens wel een waarheid in, maar ik ga muzikaal wel veel breder dan dat. Ik hou ervan om een mix van stijlen zoals blues, rock, soul, gospel en singer-songwriter in mijn songs te verwerken en zeker de soulvolle zijde van deze stijlen spreken me aan. Ik hou van blues, maar niet zo van blues- rock omdat dit me steeds doet denken aan dat stompende twelve bar blues gedoe. Ik schrijf liever door mezelf geïnspireerde songs. Van wie erfde je je muzikaal talent? Dat vraag ik me ook dikwijls of, want niemand in mijn familie speelt muziek, of het moest mijn oude oom zijn die nog cornet speelde in The Salvation Army. Mijn vader had wel een heel grote platencollectie en was in de eerste plaats een grote fan van The Moody Blues en The Beatles, maar ook van David Bowie en The Rolling Stones. Als kind neem je natuurlijk al deze muzikale indrukken op en dat zal op één of andere manier wel sporen nalaten in mijn hedendaagse muziek. Je hebt niet enkel een geweldige stem, maar je zangpartijen klinken zeer gevarieerd en complex. Heb je ergens een zangopleiding genoten? De beste raadgever en leraar blijft nog steeds de praktijk en het podium, waar je alles met de realiteit kunt toetsen en uit je fouten kan leren. Ik heb ooit op een muziekcollege gezeten en er vooral veel opgestoken over hoe de muziek business in elkaar steekt en leerde er bepaalde stemtechnieken onder de knie te krijgen, die je moet beheersen om verschillende stijlen te kunnen zingen. Het meeste leerde ik echter wanneer ik de school verliet, tijdens de optredens. Men voorspelde je al in het begin van je carrière een grote toekomst en ook Pete Smith (Sting, Joe Cocker) en Boe Larsen (Mill Factory, Johnny Logan) hadden je opgemerkt en namen je onder hun vleugels. Je staat nu op eigen benen. Geeft dit je een grotere muzikale vrijheid? Zeker, maar als beginnende artiest mag je in je handen klappen dat je zulke ervaren mensen naast je hebt. Je bent dan onzeker en weet nog niet welke richting je juist uit wil, dus vond ik dat ik deze kans met beide handen moest grijpen. De samenwerking was fantastische en ik ben nog steeds blij dat ik deze kans gegrepen heb. Op een gegeven moment begin je echter een duidelijker beeld te krijgen van wat je wil worden als artiest en is het beter van je eigen ding te doen. Weinig zangers weten zulk een overtuiging in hun act te leggen als jij dat doet. Jij maakt niet enkel vocaal het verschil maar ook qua inleving. Iedereen weet ondertussen wel dat je bijna een verslaving hebt aan Aretha Franklin, maar zijn er vandaag nog zangers die je inspireren? Dat ligt moeilijk. Ik kan niet zeggen dat ik één specifieke favoriet heb. Ik hou van Salomon Burke, Gladys Knight, Mavis Staples, Janis Joplin maar ook Lauren Hill heeft een grote invloed op me gehad. Haar album “The Miseducation Of Lauryn Hill” vereenzelvig ik nog altijd met mijn eerste vriendje op veertien jaar, waarmee het uit raakte toen haar album uitkwam. Dat was zo van, toch iemand die begrijpt hoe ik me nu voel (doet alsof ze een traan wegpinkt). Ook Jill Scott hielp me, om door de muziek van de zwarten, de blues, gospel en soul in mijn jeugd te ontdekken en qua echtheid in performance is Bettye Lavette niet te kloppen. Zij meent elk verdomd woord dat ze zingt. Ik ben bevriend met haar gitarist en hij nodigde me uit op een paar concerten van Bettye, zeer inspirerend. Je eigen gitarist, Ray Davis, lijkt je soulmate te zijn. Jullie schrijven ook veel songs samen. Inderdaad, we zijn een heel goed verbond en hij nam de productie van mijn nieuw album “Dirt On My Tongue” in handen. Helaas speelt hij bijna geen gitaar meer in mijn band. Hij schrijft nog wel songs, maar is meer met zijn eigen muziek bezig. Het moet geen sinecure zijn om als zanger een band bij elkaar te houden? Wij werken met een pool van muzikanten waarop we beroep kunnen doen. Op het einde van de dag zijn we allemaal hetzelfde en dat is werkende artiesten. In die formule is het uiterst moeilijk om een vaste band georganiseerd te krijgen. Iedereen kan zich onmogelijk op hetzelfde moment vrij maken. Anderzijds hou ik wel van die gemengde formule omdat elke muzikant wel iets anders op tafel gooit, wat de variatie in de muziek dan weer ten goede komt. Dat is dus de reden van de instrumentale variatie van de songs. Ik hoor bovenop de klassieke gitaar en pianoarrangementen ook de inbreng van blazers en strijkers. Ja, in “Sweet Man Moses” komen blazers opzetten en in “(Is This My) Amnesty“ hoor je strijkers, maar ik schrijf ook op velerlei manieren mijn songs. Ik schrijf alleen, of met andere artiesten. Er zijn ook mensen die me hun ideeën opsturen vanuit Amerika, waarnaar ik luister en zie of ik ze kan gebruiken in een song. Het moeilijke is om er de goede dingen uit te filteren. De teksten van je nummers zijn erg persoonlijk. Is songwriting voor jou een soort genezing van de ziel? Ik denk het wel, maar ik heb het er steeds moeilijk mee. Het is niet dat de woorden er zo maar als een waterval uitstromen. Ik ben nogal een stil iemand die alles opkropt in plaats van erover te praten, net als mijn vader. Ik vind het steeds moeilijk om zo open over je gevoelens te praten. Het is net alsof ik mijn ziel binnenstebuiten moet draaien. Songs schrijven is voor mij een proces van lange adem. Ik ben dus zeker geen open boek. “Sweet Man Moses” is een song die je schreef ter nagedachtenis van je overleden vader. Wat me opviel is dat je een helpende hand uitreikt aan je broer. Het maakte het voor mij gemakkelijker om over dit pijnlijk verlies te schrijven vanuit het perspectief van mijn broer. Zo kon ik door hem objectiever oordelen en meer afstand nemen om het zo neer te schrijven. Herken je je vader in je broer? Op een gegeven moment zeg je “You Will Grow and Raise The Bar Where He Went Wrong”. Ja zeker. Ik had een enorme bewondering en liefde voor mijn vader, maar hij was niet de perfecte mens. Soms kon hij ons ook pijn doen en beging hij vergissingen, maar mijn broer heeft hieruit geleerd om niet dezelfde vergissingen te begaan. Zo kan je als kind zowel uit de goede dingen als de slechte dingen lessen trekken. Je weet ook dikwijls die krachtig spirituele gospel feel in je songs te leggen, soms gedreven door een doorleefde koorzang. Ik vind echter niemand van dit koor terug op de credit list. Daar ga je nog lang achter zoeken. Ik zong al de stemmen en harmonische zangpartijen vooraf in en mixte ze tot één krachtig geheel. Uren was ik hiermee bezig om al die laagjes synchroon boven elkaar te leggen, maar het is één van mijn obsessies om deze gospelkoortjes perfect te layeren. Ik hoor op veel plaatsen dat “Dirt On My Tongue” een rustig album is. Met zes ballades op elf songs kan je hiermee akkoord gaan, maar ik vind dat er veel verborgen kracht in het album zit. In zekere zin is “Dirt On My Tongue” een rustig album, maar voor mij zit de power in de ballades zelf, bijvoorbeeld in de dynamiek van mijn stem, die zowel zeer hoog als laag kan gaan en dat maakt het emotioneler. Het album heeft echter zowel ballades, mid-tempo songs als stevig rockend nummers. Voor mij maakt het echter niet uit het nu ballades of andere songs zijn. Ik maakte het album dat ik wilde maken en dat is het belangrijkste. Was het niet moeilijk om songs in een bepaalde volgorde op het album te zetten, want het zijn allemaal pareltjes? Dat was inderdaad een hele klus om dit voor elkaar te krijgen. We speelden met zoveel verschillende volgordes dat we het uiteindelijk beu waren en terug grepen naar de eerste volgorde. Ook het grote aantal ballades maakte het niet gemakkelijk en waaraan we eveneens veel aandacht schonken zijn de pauzes tussen de songs. Die variëren van drie, tot vier tot zes seconden van lied tot lied, maar zijn even belangrijk als de volgorde, omdat het de meditatieve aanloop is naar de volgende song en je de voorgaande nog aan het verwerken bent. De pauzes bepalen voor een deel de atmosfeer van een album. Nu dat we het toch over sfeer hebben. Ik moet telkens terugkomen op die gospelsfeer en zeker in zelfverzekerde en licht boze opener “ I Shall Not Be Moved” is dit duidelijk voelbaar. Als ik “I Shall” hoor, flitsen de woorden van “I Shall Be Released” van Dylan me bijna automatisch door het hoofd. Diende Dylan’s song als inspiratie? Maar de stijl is typisch Mavis Staples, dus Dylan meets Staples. Haha, Dylan meets Staples, dat is een goede omschrijving, maar de spirituele drive van deze song drijft het meer in de richting van Mavis Staples. Ik was toen inderdaad boos en geërgerd over het feit dat ik mijn huis werd uitgezet en furieus was op een huisbaas die me het bloed onder de nagels haalde. Ik haatte die vent gewoon, maar ik vind dat ik het nog behoorlijk vriendelijk geventileerd heb in die song. Je mag dan nog niet extravert zijn, je laat toch niet met je sollen als ik de tekst beluister in het funkadelic, Macy Gray getinte “Heartstring”. Wow, Macy Gray, dat is een mooi compliment dat niemand mij eerder maakte, bedankt. Ik ben een groot bewonderaarster van haar en zij is absolute top. Ik word niet vlug boos, maar genoeg is genoeg en erover is erover. "Dirt On My Tongue" toont ons een album met veel variatie. Grote verrassing voor mij was de countryrock tune"I Don’t Live Here Anymore", heel hoog gezongen met een fragiele Katie Melua start, maar daarna vooruit stormend op een stampede van vurige slide gitaren. Dit is de geknipte kans om met dit nummer de Amerikaanse hitlijsten te veroveren. Als dat zo is, zoveel te beter, maar met die bedoeling heb ik het nummer niet geschreven. Het gaat veel dieper dan dat en is eigenlijk een break up song die me nauw aan het hart ligt en zeer persoonlijk is. Dit verhaal speelde zich nog niet zo lang geleden af, toen ik een relatie beëindigde en het leven met iemand anders achter me liet. Dat dit uitdraaide op een country song gebeurde gewoon automatisch. Ik hou van de tederheid van dit nummer en het is de zangpartij waar ik het meest trots op ben van gans het album. Nochtans nam ik dit nummer op in één take op mijn slaapkamer en dacht er niet over na hoe ik het zou aanpakken. Ik deed het gewoon en het klonk perfect voor mij. Het is wel heel hoog gezongen en men raadde me achteraf aan om het misschien in een lagere toonaard te zingen, maar dan verloor de song haar sterkte. Dat maakt nu het verschil tussen een gewoon goede song en een song die je bij je nekvel grijpt. Dus lieten we het bij het originele. Je komt net terug van een live set die je deed op Classic 21. Je speelde er “Underneath The River”, een stoere blues rocker met zelfs classic rock invloeden. Als je naar de blues festivals trekt, kies je dan voor dit soort ruigere werk? Zeker, je moet je set aanpassen aan het publiek en hierbij speelt mijn veelzijdigheid in mijn voordeel. Op zulk een festivals kan ik moeilijk komen aandraven met een tedere ballade als “Worthy Of Love” of een country song als "I Don’t Live Here Anymore". Vanavond is het een zaalconcert en zou dat dus wel passen. Heb je een voorkeur voor een bepaald soort concerten en zalen of speel je het liefst op festivals? Ik speelde al op zo’n brede waaier van festivals, van blues tot folk tot jazz, maar wat me het meest aanspreekt zijn de theaterconcerten met een zittend publiek, waar ik mijn zo geliefde ballades op piano kan brengen voor een aandachtig luisterend publiek. Dat is enorm genieten in tegenstelling tot wanneer je voor mensen staat die rechtop bier staan te drinken en dronken staan te lallen. Je stond al op dezelfde podia als Johnny Winter, Maceo Parker en vele anderen. Vanavond speel je in het voorprogramma van Charles Bradley. Is het je droom om ooit zulk een groot succes te kennen en op kop van de affiche te staan? Zeker, je moet ambitie hebben, maar een doorbraak kan je niet forceren. Eens dat je op een bepaald niveau bent ga je door en stop je niet meer, steeds op zoek naar een volgende uitdaging. Ik geef gewoon telkens het beste van mezelf en geniet van de mooie momenten die ik nu beleef. Wat de toekomst brengt zien we wel. Ik laat het allemaal op me afkomen. Jo Harman, we wensen je alle geluk en bedankt voor dit fijne gesprek. Yvo Zels
|
|